<aside> 💡 Het is belangrijk dat we leren te verwerelden, betoogt filosoof Eva Meijer. Dit meer omkijken naar anderen leidt tot een duurzame verhouding met alles waarmee we de planeet delen, van mens tot muis.

</aside>

In de week voor Kerst ging Flankie dood. Flankie was een muis. Ze woonde met vier andere muizen in het muizenhuis in het kamertje met de gele vloer. Flank was de dapperste. Toen ze een half jaar oud was, werd ze aan één oog blind, maar ze klom altijd als eerste boven op de theedooshuisjes en bleef tot het einde toe ondernemend.

De muizen komen uit een laboratorium van de Universiteit Utrecht, ze waren proefdieren. Toen ze bij me kwamen wonen, wist ik weinig van muizen. Het leek me leuk om vrienden te worden, maar ze vonden mijn handen stinken. Dus speel ik ’s avonds liedjes op de ukelele, want van mijn stem houden ze wel.

Van de muizen leerde ik allerlei dingen die ik niet had verwacht: als iemand ziek is, zorgen de andere muizen voor haar, ze gaan naast haar zitten of vormen een cirkel van steun om haar heen. Ze rennen graag in het looprad, dat geeft hun leven betekenis. Toen Vachtjes tumor te groot was om in het rad te kunnen rennen, ging ze er soms naast zitten om met haar voorpootjes mee te draaien. Omdat hun leven kort is, gaat alles snel: ruzie maken, wennen, iets nieuws leren, afscheid nemen. En ze hebben allemaal hun eigen karakter.

Kennis over muizen is vooral gericht op hun nut voor de mens; muizen zijn laboratoriumdieren, huisdieren en anders plaagdieren. Nu blijkt er een microgemeenschap in mijn huis te bestaan, waarin regels gelden en iedereen een taak heeft. De muizen zijn volledige wezens, net als honden of mensen. Dat roept de vraag op wat het betekent om goed met ze samen te leven.

Er is zo veel gebeurd in het afgelopen jaar, denkt u nu misschien. We hebben wel wat belangrijkers aan ons hoofd: corona, de klimaatcrisis, mondiale rechtvaardigheid, privacy, racisme, of voor mijn part de liefde. Maar ik denk dat in het samenleven met de muizen de hele vraag zit naar wat het betekent om een wereld te delen met anderen, en naar hoe we kunnen verwerelden. En dat die vraag misschien wel de belangrijkste is voor de hedendaagse mens.

Voor verwerelden leen ik het begrip ‘wereld’ uit de fenomenologie, een tak van de filosofie die uitgaat van de geleefde ervaring. Tussen de grote wereldgebeurtenissen en de kleine keuzen van elke dag ligt een leefwereld, of -werelden, die we met anderen vormen en in stand houden. Als je iemand leert kennen, ontstaat er een nieuwe wereld, verandert de jouwe van vorm. We zijn altijd aan het werelden, schrijft filosoof Donna Haraway, we maken de wereld steeds opnieuw, op goede, maar ook gewelddadige manieren.

Beeld Pep Boatella

https://s3-us-west-2.amazonaws.com/secure.notion-static.com/c1b15fa1-3003-4959-a1a2-8768becd5fd7/763

Verwerelden, een houding aanleren die meer gericht is op anderen, is nodig binnen bestaande leefwerelden en als basis voor nieuwe. Bijvoorbeeld in het publieke debat, op Twitter, in de politiek, in allerlei praktijken waarin nu ‘ik’ of ‘wij tegenover zij’ centraal staan, waarin het verschil wordt opgeblazen of uitgevlakt. Maar ook in relatie tot de planeet, die ons vasthoudt en heeft te lijden onder menselijk gedrag.

‘We zijn, wij allemaal, gasten op deze planeet/ En met gasten – je weet hoe het is/ Sommige zijn aardig en sommige zijn vermoeiend/ En sommige gedragen zich alsof ze gastheren zijn/ En zelfs als ze sterven geloven ze/ Dat de zon van hen was en de lucht en geschiedenis die plaatsvond/ Voordat ze werden geboren’, schreef dichter en filosoof Stefan Themerson. Dat vat de positie van de mens goed samen.

Onze tijd wordt het antropoceen genoemd, het geologische tijdperk waarin de mens al het leven op aarde beïnvloedt. Kritische denkers zetten hun vraagtekens bij die term: de mens wordt weer centraal gesteld, er wordt één mens gemaakt van allerlei groepen mensen wereldwijd, die allemaal niet evenveel bijdragen – sterker nog: veel mensen elders lijden onder het consumptiegedrag van een kleine groep rijken –, mensen hebben het niet expres gedaan.

Het begrip kan ook worden gezien als een oproep aan mensen om hun verantwoordelijkheid te nemen en beter met de aarde om te gaan, en opnieuw te doordenken wat het betekent om een mens te zijn in relatie tot andere dieren en de natuurlijke wereld.

Dat is nodig voor de anderen met wie we de planeet delen, en voor de mensen zelf. In het begin van de coronapandemie werd veel geschreven over de relatie tussen mens en natuur, omdat het verstoren daarvan tot zoönosen leidt, die vaak aan de basis liggen van epidemieën en pandemieën. Dezelfde verstoorde relatie met de natuur heeft geleid tot opwarming van de aarde en verlies van biodiversiteit. Dat zijn mondiale kwesties waarin menselijk handelen het leven van andere mensen bepaalt, alsmede van toekomstige generaties en gemeenschappen van andere dieren.

De kwesties laten zien hoe verbonden we zijn. Neem de vee-industrie, die hier dieren en onderbetaalde slachthuiswerkers treft, maar door boskap in het Amazonegebied voor soja voor veevoer ook de inheemse gemeenschappen daar, en door de bijdrage aan de klimaatcrisis uiteindelijk iedereen wereldwijd.

Het navolgen van verbindingen laat zien dat er niet één leefwereld is. Antropoloog Arturo Escobar beschouwt de wereld als een pluriversum, een verzameling werelden met hun eigen wereldbeelden. Het westerse wereldbeeld trekt een duidelijke grens tussen de mens en de rest van de wereld, en stelt de rede centraal, als rekenachtig vermogen. Escobar denkt dat deze kijk op de mens en kennis medeverantwoordelijk is voor ecologische crises, en ze niet kan oplossen. Hij wijst erop dat er andere culturen zijn, met andere kennissystemen, waarin de mens niet de hoofdrol speelt, en denken en voelen met elkaar verbonden zijn. Die culturen kunnen ons helpen anders te denken en handelen.

Voor Escobar zijn deze werelden menselijk, maar andere wezens hebben ook manieren om betekenis te geven aan hun omgeving. Andere dieren vormen ook leefwerelden, soms met mensen samen. Ze hebben hun eigen talen en manieren om betekenis te creëren.

Zo zitten de muizen graag staart in staart, met de punten om elkaar gekruld, en geven ze elkaar kusjes ter begroeting. Ze hebben bepaalde gewoonten. Eten doen met elkaar bevriende muizen graag zij aan zij. Toen ze jong waren, wasten ze elkaar in het looprad, soms minutenlang, nu doen ze dat vooral in de slaaphuisjes. Daarin hebben ze vaste rollen. Als ze met zijn tweeën zijn, wassen ze elkaar om beurten, met z’n drieën is er vaak een die de andere twee wast. Met hun lichaamshoudingen, gezichtsuitdrukkingen en stemmen zeggen ze dingen tegen elkaar en soms tegen mij, hoewel ik die lang niet altijd versta.

Ik noem de talen van andere dieren niet voor niets. Verwerelden is ook een taalkwestie. Volgens filosoof Heidegger zijn wereld en taal onlosmakelijk met elkaar verbonden. De taal wordt gevormd door onze leefwereld; onze leefwereld wordt gevormd door taal. Hoe we elkaar, onszelf en onze omgeving begrijpen, krijgt gestalte in woorden. Taal structureert onze ervaring en drukt die uit. Dat gebeurt op individueel niveau en in samenlevingen.

Een goed voorbeeld van dat laatste is praten over gender. Het afgelopen jaar werd het begrip ‘non-binair’ ineens populair. Dat kon gebeuren omdat er al een tijd meer wordt gepraat over gender. Door het gangbaar worden van het begrip non-binair kunnen mensen van alle genders zich nu anders definiëren. Dat komt voort uit een veranderend denken over gender, en verandert tegelijk hoe mensen zichzelf begrijpen.